Van zaadje tot plank

Welkom op de pagina met een overzicht van alle weetjes over 'van zaadje tot plank'! Pak de quizvragen erbij en zoek het juiste antwoord in de informatie hieronder.

Zaadjes oogsten

Nieuwe bomen ontstaan uit zaadjes (en soms uit worteltjes die aan een takje kunnen groeien). De natuur zoekt zelf nieuwe plekken voor jonge boompjes. Uit grote zaden (zoals kastanjes) en kleine zaadjes (zoals die van de berk) ontkiemen vanzelf jonge plantjes. Als mensen ergens bomen willen hebben, dan planten ze een jong boompje dat van de boomkwekerij komt. Boomkwekers weten precies welke bomen de beste zaadjes hebben en welke zaadjes passen bij de plek waar een nieuwe boom moet komen. Er zijn zelfs speciale plekken waar allemaal bomen zijn die precies de goede zaadjes hebben. Zo’n plek heet zaadgaard. De boomkweker raapt de zaadjes op van de grond of knipt ze van de takken. De zaadjes gaan mee naar de boomkwekerij.

Boompjes kweken

De verzamelde zaadjes worden op de boomkwekerij gezaaid op een speciaal stukje grond. De boomkweker verzorgt ze een tijdje. Soms moet het onkruid worden weg geschoffeld of worden de kleine takjes een beetje bij geknipt. Als de boompjes groot genoeg zijn, komt de boswachter ze ophalen. Of ze gaan naar het tuincentrum, waar jij ze kunt kopen.

De kleintjes beschermen

In de eerste jaren nadat jonge boompjes in het bos zijn geplant, zijn ze een mals hapje voor wilde dieren zoals reeën en konijnen. Als die de toppen uit de boompjes knabbelen of de bast beschadigen, gaan de jonge boompjes dood, of ze krijgen een gekke vorm, waardoor het hout later niet meer voor sommige houten producten kan worden gebruikt.

Iets grotere bomen vormen een perfecte plek voor herten en reeën om hun gewei tegen te schuren als het jeukt. Om de boompjes te beschermen, plaatst de boswachter vierkante kokers rond elk stammetje. Of een heel groot hek rondom alle bomen tegelijk. Dat moet dan wel twee meter hoog zijn, want reeën en herten zijn super goede springers.

Bomen maken hout

Vanuit een jong boompje ontstaat een steeds dikkere boom. Het jonge boompje vormt de kern. Daaromheen groeit nieuw hout. Dat is hard en heet kernhout. Het hout daar weer omheen is zachter. Dat heet spinthout. Bijna aan de buitenkant van de boomstam (goed beschermd door de bast en de buitenste schors) zit een groeilaagje. Dat heet cambium. Ieder jaar groeit er een laagje hout bij. Het groeit snel in de lente en de zomer. In de herfst en winter groeit het laagje langzaam. Als je een boomstam doormidden zaagt, zie je allemaal dunne kringetjes rond elkaar heen. Dat zijn de jaarringen. De jaarringen verschillen per jaar. Soms is er bijvoorbeeld een lange warme zomer. Dan krijgt de boom een dikke jaarring.

Door de jaarringen kunnen we veel leren over de geschiedenis van spullen die van hout zijn gemaakt. Er zijn deskundigen die kijken naar het patroon van de jaarringen van een stuk hout. Ze kunnen dan precies vertellen wanneer een kasteel is gebouwd of een bijzondere viool is gemaakt. Dat heet dendrochronologie.

Snoeien en dunnen

Als er tijdens het groeien van nieuwe laagjes hout een takje aan de stam zit, dan komt er op die plaats in het hout een donker rondje te zitten. Dat heet noest. Hout zonder noesten is het sterkst en veel mensen vinden het ook het mooist. Bomen die door de boswachter worden uitgekozen om later te worden gebruikt voor het hout, moeten daarom zo weinig mogelijk zijtakken hebben. De boswachter knipt of zaagt die takjes er af. Dat heet opsnoeien. Dat is een werkje dat veel tijd en moeite kost. Daarom doet de boswachter dat alleen bij bomen die later worden gebruikt voor het hout. Die kunnen als ze groot genoeg zijn worden verkocht. Met het geld dat de boom dan oplevert kan het snoeien van nieuwe bomen worden betaald. Bomen die vooral zijn bedoeld voor de planten en de dieren of die vooral mooi zijn om te zien houden gewoon lekker al hun zijtakken.

Omzagen en uitslepen

Elke Nederlander gebruikt ieder jaar 1 kubieke meter hout. Dat is een blok van 100 bij 100 bij 100 centimeter. Al dat hout komt van bomen. Je kunt hout niet van een boom halen zoals een appel of een peer. Als je het hout nodig hebt, moet je de boom omzagen. Dat kan als je goed op drie dingen let: je mag uit het bos niet meer hout weghalen dan dat er aan de bomen is bijgegroeid, je mag geen diersoorten verstoren en je moet er voor zorgen dat je na het omzagen van de boom weer een nieuw jong boompje plant.

Het omzagen van een boom is een moeilijk en gevaarlijk karwei. Meestal gebruikt de boswachter er een motorkettingzaag voor. Als er veel boomstammen tegelijk nodig zijn, gebeurt het omzagen met speciale, grote, machines. Na het omzagen worden de stammen in grote stukken gezaagd. De meeste takken en de bladeren blijven in het bos als voedsel voor planten, dieren en paddenstoelen. De stukken stam worden met een trekker (en soms met een paard) vanuit het bos naar het bospad verplaatst. Daar komt een vrachtwagen het hout ophalen om het naar de zagerij te brengen.

Zagen, lijmen en opnieuw gebruiken

In de zagerij worden de boomstammen met enorme zagen omgetoverd tot balken en planken. Vroeger gebeurde dat in speciale houtzaagmolens. Daar zijn er nog een paar van in Nederland en bij sommige daarvan kun je een kijkje nemen.

Van de boomstam kun je al het hout nuttig gebruiken. Van de grote, rechte, stukken worden gebouwen gemaakt. Van de middelgrote stukken meubels en van de kleinere stukken muziekinstrumenten, sportspullen, speelgoed en pollepels. En het zaagsel kun je gebruiken in het hok van je kip of konijn.

Er zijn ook fabrieken die kleine stukjes hout aan elkaar lijmen. Handig als je een dikke balk nodig hebt, maar geen grote boom kunt vinden. Of als je wel een dikke boom hebt, maar de restjes van een dunne boom wilt gebruiken. Dan blijft de dikke boom lekker staan voor de vogeltjes.

Wist je dat hout heel lang mee gaat? Je kunt het meerdere keren recyclen. Eerst maak je er een huis van. Als je het huis later een keer gaat afbreken, dan kun je van de grote balken kleine balkjes of planken zagen om een stoel van te maken. Als die niet meer nodig is, kun je het hout fijn hakken tot flinters. Er zijn fabrieken die daar weer nieuwe houten platen van kunnen persen. Daarmee kan je een plafond maken voor een nieuw gebouw. En het mooie is: al die tijd blijft de CO2 die in de boom is vastgelegd, in het hout zitten. Het hout dat niet meer kan worden gebruikt om bouwmaterialen van te maken, wordt in kleine korreltjes geperst en die kunnen weer worden gebruikt om een huis te verwarmen.

Papier en karton

Je gebruikt elke dag papier en karton. Je schoolboeken en schriften zijn van papier gemaakt. En zakdoekjes om je neus te snuiten. Karton is dikker en sterker. Daar worden dozen van gemaakt. Wist je dat papier en karton van hout en dus van bomen wordt gemaakt? En soms ook van andere materialen, zoals gras of suikerbieten. In het hout zitten piepkleine stukjes materiaal die heel sterk zijn. Ze heten vezels. Sommige boomsoorten hebben extra goede vezels, bijvoorbeeld de grove den en de berk. Uit één flinke boom kun je ongeveer 15 pakken van 500 velletjes printpapier maken.

Van oud papier kan je weer nieuw papier maken. Papier dat je niet meer nodig hebt, doe je in de oud papier bak. Dan wordt het verzameld en gaat het naar de papierfabriek. Daar wordt het in grote ketels met warm water gedaan. Met een heel grote mixer wordt er een papje van gemaakt. Daaruit worden grote nieuwe vellen papier gehaald, die met een superföhn worden droog geblazen. En dan kun je er gewoon weer op tekenen en schrijven. In Nederland wordt het meeste papier gerecycled. Wel meer dan 80%. Elke gebruikte vezel kan 7x tot nieuw papier worden omgevormd. Als de vezels niet meer goed zijn, wordt er nieuw hout bij gemixt. Dan is het nieuwe papier weer beresterk.

Hout uit Nederland en andere landen

Alle bomen in het bos maken hout. Dat gaat vanzelf. Het hout gebruiken we om spullen en papier van te maken. Omdat we niet zo veel bossen hebben en wel veel hout nodig hebben, moeten we het meeste hout in het buitenland kopen. Wel 90% van al het hout dat we gebruiken halen we daar vandaan. Dat kost veel energie en fossiele brandstoffen om boten te laten varen en vrachtwagens te laten rijden. Gelukkig zorgen de boswachters er voor dat er altijd nieuwe bomen komen als er bomen zijn omgezaagd. In Nederland worden ook nieuwe bossen geplant. Fijn om in te wandelen en meer plek voor dieren en planten om te leven. En in die nieuwe bossen groeit natuurlijk meteen ook nieuw hout. Dat kunnen we na een tijdje weer gebruiken, zodat we minder hout uit het buitenland hoeven te halen.

Keurmerken

Wat zijn bossen toch belangrijk voor ons, hè… Bijna alle landen op de wereld zijn het er over eens dat het belangrijk is goed voor de bossen en de planten en dieren te zorgen. In Nederland zijn daar zelfs wetten voor. Hoe weet je zeker dat het hout dat je koopt komt uit een goed verzorgd bos? En waar ook goed wordt omgegaan met de mensen die in het bos werken en met de mensen die in of bij het bos wonen. Je kunt natuurlijk niet zelf overal op de wereld gaan kijken. Om mensen die in de winkel hout willen kopen daarbij te helpen, zijn er keurmerken gekomen. Die heten bijvoorbeeld PEFC en FSC. Mensen die kunnen bewijzen dat ze hun bossen volgens de afspraken verzorgen, mogen een stempel of een sticker van dat keurmerk op het hout van hun bomen plaatsen. Duurzame bouwers zoals timmerbedrijven die altijd met goed hout werken, kunnen ook een speciaal keurmerk krijgen: het STIP keurmerk. Ga jij iets timmeren? Let dan in de winkel even goed op zo’n stempel. En gaan jullie thuis iets bouwen? Kies dan een duurzame bouwer. Zo help je de bossen.

Partners

De activiteiten van Stichting Nationale Boomfeestdag worden mede mogelijk gemaakt door: